Baby/Dreumes

Aan tafel
Met de vingertjes
Doe samen met je dreumes mee op de tekst van het versje. Je dreumes leert van imiteren, hij zal jou ook na gaan doen. Met je vingers trommel je op tafel, daarna klap je met je platte hand op tafel. Dan volgt het roffelen met je vuist op tafel en als laatste bonk je met je ellebogen op tafel.

Met de vingertjes, met de vingertjes
Met de platte hand, met de platte hand
Met de vuistjes, met de vuistjes
Met de ellebogen, boem boem boem

Zo gaat de molen
Doe alle bewegingen voor aan je dreumes, kinderen leren op deze leeftijd voornamelijk van imitatie. Wat jij doet, zal je dreumes na het een paar keer gezien te hebben na gaan doen.
Bij ‘zo gaat de molen’ draai je met je handen langzaam om elkaar heen. Bij ‘zo gaan de wieken’ draai je snel met je handen om elkaar heen.

Zo gaat de molen, de molen, de molen
Zo gaat de molen, de molen
Zo gaan de wieken, de wieken , de wieken
Zo gaan de wieken, de wieken

De wielen van de bus gaan rond en rond 
Draai je onderarmen om elkaar heen. Bij ‘als de bus gaat rijden’ doe je net alsof je het  stuur van de bus in je handen hebt.

De wielen van de bus gaan rond en rond
Rond en rond
Rond en rond
De wielen van de bus gaan rond en rond
Als de bus gaat rijden

In de box of naast je op de bank

Klap eens in je handjes
Neem de handjes van je baby in jouw handen en beweeg ze zachtjes op het liedje mee

Klap eens in je handjes, blij blij blij (In handjes klappen)
Op je mooie bolletje allebei (handjes op wangetjes, op het hoofdje redt je kindje nog niet)
Handjes in de hoogte
Handjes in de zij
Zo varen de scheepjes voorbij (armpjes van links naar rechts bewegen)

Dit zijn mijn wangetjes
Neem één handje van je baby in jouw handen en raak de lichaamsdelen uit het liedje aan. Je kunt ook met je eigen handen de gezongen lichaamsdelen aan raken.

Dit zijn mijn wangetjes
Dit is mijn kin
Dit is mijn mondje met tandjes erin
Dit zijn mijn oren
Mijn ogen
Mijn haar
Nu nog mijn neusje en dan ben ik klaar

Olleke Bolleke
Neem de handjes van je baby in jouw handen en beweeg zijn handjes op de maat van het liedje heen en weer. Op het woordje ‘knol’ prik je zachtjes in zijn buikje.

Olleke bolleke
Rebusolleke
Ollekebolleke knol

Op de grond

Kiekeboe
Vanaf ongeveer acht maanden zal je dreumes kiekeboe kunnen spelen. Kinderen van deze leeftijd denken dat als ze je even niet zien, je echt verdwenen bent. Wat een verrassing als jij opeens weer tevoorschijn komt.Ga tegenover je dreumes op de grond zitten.Gebruik een katoenen luier of een grote stoffen zakdoek. Houd de doek voor je gezicht, trek de doek weg en zeg ‘kiekeboe’. Hierna kun je dit ook bij je kindje doen.Je dreumes zal jou imiteren en zelf de doek willen wegtrekken.

Verstopspelletjes
Laat je dreumes zijn favoriete speeltje zien en stop dat daarna langzaam achter je rug. Hij zal gaan zoeken waar het speeltje is. Laat na een poosje het speeltje weer verschijnen.

Bal met bel rollen
Gebruik een zachte bal met een belletje erin. Rol de bal naar je kindje toe zodat hij de bal kan pakken. Je dreumes zal de bal proberen op te pakken en weer los laten. Rol de bal ook eens van je kindje vandaan zodat hij er kruipend achteraan kan gaan.

In en uit doos halen
Speeltjes in en uit, en nog eens in en uit een doos, blik of mand doen zal je dreumes boeien. Zorg dat je speeltjes aanbiedt die ergens in kunnen en er ook weer makkelijk uit gepakt kunnen worden.

Op schoot

Bewegingsspelletjes op schoot kun je het beste pas spelen als je kindje kan zitten. Kan je kindje nog niet actief zitten en wil je deze spelletjes toch spelen zorg dan dat je zijn hoofdje ondersteunt en dat je hem stevig vast hebt bij zijn heupjes.

Zandweggetje
Neem je baby met zijn gezichtje naar je toe op schoot. Zorg dat hij stevig zit. Bij ‘zandweggetje’ beweeg je je benen van links naar rechts. Op ‘kleine steentjes’ beweeg je je benen een klein beetje op en neer. Op ‘grote stenen’ beweeg je je benen wat hoger op en neer. Bij ‘gat in de weg’ zakt je baby een stukje door je geopende knieën. Zorg dat je je baby hierbij goed vasthoudt en ondersteunt.

Zandweggetje, zandweggetje
Kleine steentjes, kleine steentjes
Grote stenen, grote stenen
Gat in de weg

Damespaard
Neem je baby met zijn gezichtje naar je toe op schoot. Zorg dat hij stevig zit. Bij ‘damespaard’ gaan je benen een klein beetje op en neer. Bij ‘herenpaard’ wordt dat iets meer. Bij ‘boerenpaard’ gaan je benen hoog en laag. Bij ‘wild paard’ gaan je benen op en neer en van links naar rechts. Zorg dat je je baby hierbij goed vasthoudt.

Een damespaard, een damespaard, een damespaard gaat zo
Een herenpaard, een herenpaard, een herenpaard gaat zo
Een boerenpaard, een boerenpaard, een boerenpaard gaat zo
Een wild paard, een wild paard, een wild paard gaat zo

Schuitje varen
Neem je baby met zijn gezichtje naar je toe op schoot. Zorg dat hij stevig zit. Beweeg je benen tijdens het liedje heen en weer. Bij ‘jokken’ til je je baby hoog in de lucht.


Schuitje varen
Theetje drinken
Varen we naar de overtoom
Drinken we zoetje melk met room
Zoete melk met brokken
Kindje mag niet jokken

Op een grote paddenstoel
Neem je baby met zijn gezichtje naar je toe op schoot. Zorg dat hij stevig zit. Beweeg je benen tijdens het liedje op en neer. Bij ‘krak, zei toen de paddestoel’, laat je je kindje een stukje door je geopende knieën zakken. Op ‘allebei de beentjes hoepla in de lucht’, til je je kindje hoog in de lucht.

Op een grote paddestoel
Rood met witte stippen
Zat kabouter Spillebeen (of naam van je kindje)
Heen en weer te wippen
Krak, zei toen de paddestoel
Met een diepe zucht
Allebei zijn beentjes, hoepla in de lucht

Op een matras

Gebruik een (oud) matras, of gymzaalmatjes en leg deze op de grond. Leg hier een paar kindjes naast elkaar neer. Let goed op of ze elkaar niet kunnen bezeren of van het matras kunnen afrollen.

Liedjes en versjes met bewegingen boeien de kleintjes enorm. Op deze manier kun je meer kindjes tegelijk vermaken en zullen ze jou kunnen zien.

Leg baby’s regelmatig op een matras, op iets zachts, op de grond. Zo kunnen ze nergens van af vallen en krijgen ze de kans zich vrij te bewegen en te ontdekken. Leg speeltjes in de buurt. Daag ze uit om het speelgoed te pakken.

Met een speelkoord

Voor de baby’s is het leuk als je boven de plek waar ze liggen, een koord hangt met verschillende speeltjes eraan. Eén of twee speeltjes per kind is genoeg. Je kunt hiervoor een lang snoer gebruiken dat je boven meerdere kinderen tegelijk kunt hangen. Hang het snoer met speeltjes recht boven de kinderen op navelhoogte zodat ze er met beide handen naar kunnen grijpen.

Buiten

Als je dreumes los kan lopen, ga dan zoveel mogelijk met hem naar buiten, ook bij wat slechter weer.  Uit onderzoek blijkt dat kinderen die veel buiten spelen minder vaak ziek zijn. Buitenlucht is gezond en bovendien hebben kinderen buiten de ruimte om te lopen, te rennen en te dollen.

Kom maar in mijn huisje
Ga op je hurken zitten op een afstandje van je dreumes. Zeg het versje op en open je armen zodat je dreumes in je armen kan rennen. Beloon het in je armen komen met een grote knuffel.

Knibbel knabbel knuisje

Wie komt erin mijn huisje?
Wie komt er in mijn huisje dan?
Daar komt ……an

Buiten wandelen
Neem je dreumes mee naar buiten als je boodschappen gaat doen, een brief gaat posten of de vuilnisbakken buiten gaat zetten. Laat hem zelf lopen. Bewegend ervaart hij de buitenwereld, in de wandelwagen kan hij niets ontdekken.

Bewegen in de buurt in groepsverband
  • Houd je van zwemmen, en vind je het belangrijk dat je kindje niet bang is voor water, vraag dan bij het plaatselijke zwembad naar de mogelijkheden voor  babyzwemmen.
  • Woon je in de buurt van Amsterdam ga dan eens kijken bij The little gym: www.thelittlegym.nl. Daar wordt door gymnastiek en vaardigheidsontwikkeling op een leuke, motiverende en uitdagende manier, de gezondheid en het welzijn van een kind gestimuleerd en ondersteund. Het ouder-kind programma is voor kinderen vanaf 4 maanden tot 3 jaar en hun ouders.

Heb je zelf nog leuke activiteiten? Mail je activiteit naar info@huisvoorbeweging.nl

Kijk ook op spelen met andersoortig materiaal verderop in deze pagina.

Peuter

Buiten

Buiten hebben de kinderen de ruimte om te rennen en uit te razen. Buitenlucht is gezond. Ga daarom zoveel mogelijk naar buiten, ook bij slechter weer. Uit onderzoek blijkt dat kinderen die veel buiten spelen minder vaak ziek zijn.

Buiten kun je veel spelletjes en bewegingsactiviteiten doen met je kind. Denk bijvoorbeeld eens aan:

Flessenspel (tweetallen)
Neem allebei een lege frisdrankfles en vul deze met water. Ga tegenover elkaar staan (bepaal zelf de afstand: bij jongere kinderen maak je de afstand kleiner). Probeer met een bal de fles van de ander om te gooien. Als je fles omvalt, moet je eerst de bal weer pakken voordat je de fles rechtop mag zetten. Wie zijn fles is het eerste leeg?

Geef twee kinderen een lege frisdrankfles en vul deze met water. Laat de kinderen tegenover elkaar gaan staan (bepaal zelf de afstand: bij jongere kinderen maak je de afstand kleiner). De kinderen moeten nu proberen met een bal de fles van de ander om te gooien. Als de fles omvalt, moet eerst de bal gepakt worden voordat de fles rechtop gezet mag worden. Wie zijn fles is het eerste leeg?

Spelen met ballonnen
Laat de kinderen vrij spelen met een ballon. Kijk welke kinderen leuke bewegingen doen en daag andere kinderen uit dat na te doen.
Probeer met de kinderen een ballon zo lang mogelijk hoog te houden. Hoeveel keer kunnen ze hem aantikken voordat de ballon op de grond valt?

Balspelletjes
Overgooien, badminton, bal en racket, scoops, spelen met een strandbal of ballon, voetballen.

Speurtochtje
Met stoepkrijt kun je een klein speurtochtje uitzetten.

Tweetallen
In tweetallen gaan de kinderen bewegingen doen. Nummer 1 doet dingen voor die nummer 2 eerst na moet doen. Hierna draaien de rollen om en doet nummer 2 bewegingen en moet nummer 1 dit nadoen.
Na een tijdje wordt er contact gezocht met een ander tweetal. Nu heb je een groepje van vier. De voorste doet voor hoe er wordt bewogen. De groepjes noemen we treintjes. Elk treintje heeft een locomotief (de voorste) die bepaalt hoe er wordt bewogen. Na een tijdje krijgt de trein een andere locomotief. Er komt dus een ander kind voorop te staan en de locomotief gaat naar achteren.
Het viertal zoekt een ander viertal. Zo wordt de trein dus steeds langer. Nu heeft de trein al acht mensen. Ook hier doet de locomotief weer alles voor. Zo kun je doorgaan tot je 1 of 2 grote treinen krijgt.

Staartjesroof (3-4 jarigen)
Iedereen krijgt een lintje. Dat stoppen de kinderen achter in hun broek. Het lintje wordt dan net een staartje.
Er zijn twee tikkers. Die proberen de staartjes van de andere kinderen te stelen. Is je staartje gestolen dan kun je een nieuwe halen bij de begeleider. De tikkers proberen zoveel mogelijk staartjes te stelen.

Variatie:
Iedereen heeft een staartje, maar nu mag iedereen staartjes stelen. Er zijn dus geen aparte tikkers meer, iedereen is tikker. De kinderen moeten proberen zoveel mogelijk staartjes te stelen.

Annemaria koekkoek
Ga minstens acht stappen uit elkaar staan. Jij staat met je rug naar je peuter toe. Je zegt de woorden Annemaria koekkoek in verschillende tempo’s. Heel snel of juist heel langzaam. Terwijl jij de woorden zegt en naar voren kijkt mag je peuter naar jou toe komen stappen. Maar als jij koekkoek hebt gezegd, dan kijk je snel om. Zie je je peuter nog bewegen dan moet hij opnieuw beginnen. Je peuter moet proberen stil te staan voordat jij omkijkt. De bedoeling is dat je peuter jou kan aantikken zonder dat jij hem hebt zien bewegen.

Variatie:
Laat je peuter eens proberen om de rol van Annemaria koekkoek te spelen.

Moeder hoe laat is het
Ga minstens acht stappen uit elkaar staan. Jij staat met je gezicht naar je peuter toe. Je peuter vraagt “moeder hoe laat is het?”. Jij antwoordt dan met een getal (uur) te noemen tussen de 1 en de 12, bijvoorbeeld: “het is 5 uur”. Je peuter mag dan vijf stappen naar voren gaan. Dit kan je verschillende keren spelen. Maar antwoord jij “BEDTIJD” op zijn vraag dan mag je hem gaan vangen. De bedoeling is dat je peuter jou kan aantikken voordat dat jij hem hebt kunnen vangen.

Variatie:
Laat je peuter eens proberen om de rol van moeder te spelen.
Moeder hoe laat is het?
Het is …. uur
Moeder hoe laat is het?
Het is BEDTIJD

Binnen

Hoofd, schouders, knie en teen, knie en teen
Ga met de kinderen in een kring staan. Raak de lichaamsdelen aan die je zingt. Op “puntje van je neus” draai je een rondje.

Variatie:
Als je het liedje één keer hebt gezongen, zing je het eerste woordje (hoofd) niet meer maar neurie je dat en raak je je hoofd aan. Elke keer als je het liedje opnieuw zingt, laat je weer een volgend lichaamsdeel weg.

Hoofd, schouders, knie en teen, knie en teen
Hoofd, schouders, knie en teen, knie en teen
Oren, ogen, puntje van je neus
Hoofd, schouders, knie en teen, knie en teen

Twee handjes op de tafel
Een leuk spelletje om aan tafel te spelen.De tekst van het versje spreekt voor zich.

Twee handjes op de tafel
Twee handjes in de zij
Twee handjes op de schoudertjes
Op het hoofdje allebei
Nu maken we twee vuistjes
Zo stevig als het maar kan
Daar gaan we nu mee trommelen
Van je rommeldebommeldebom
De duimpjes zijn de dikste
De pinkjes zijn maar klein
Nu moeten alle handjes
Weer vlug op je ruggetje zijn

Annemaria koekkoek
Ga meerdere stappen van je groep vandaan staan. Jij staat met je rug naar de kinderen toe. Je zegt de woorden  “Annemaria koekkoek” in verschillende tempo’s. Heel snel of juist heel langzaam. Terwijl jij de woorden zegt en naar voren kijkt, mogen de kinderen naar jou toe komen stappen. Als jij “koekkoek” hebt gezegd dan kijk je snel om. Welk kind beweegt er nog? Ze moeten proberen om stil te staan voordat jij omkijkt. Wie kan het eerst de juf aantikken zonder dat jij hem/haar hebt zien bewegen?

Variatie:
Laat een kind de rol van Annemaria koekkoek spelen.

Moeder hoe laat is het? (voor de oudere kinderen)
Ga meerdere stappen uit elkaar staan. Jij staat met je gezicht naar de kinderen toe. Ze vragen “moeder hoe laat is het?”. Jij antwoordt dan met een getal (uur) te noemen tussen de 1 en de 12, bijvoorbeeld: “Het is 5 uur”. De kinderen mogen dan vijf stappen naar voren gaan. Dit speel je verschillende keren. Antwoord jij “BEDTIJD” op de vraag, dan mag jij de kinderen gaan vangen om naar bed te brengen. De bedoeling is dat de kinderen wegrennen voordat jij ze kunt pakken.

Variatie:
Laat een kind de rol van moeder spelen.

Moeder hoe laat is het? 
Het is …. uur 
Moeder hoe laat is het? 
Het is BEDTIJD

Bingo
Houd de handen vast. Zing het liedje en loop in het rond terwijl je zingt. “B-I-N-G-O, B-I-N-G-O” zing je door de letters te noemen. Bij de derde “B I N G O” stop je met rondlopen en stap je op de klank van elke letter en stap naar binnen (voren) en op de laatste BINGO! val je allemaal op de grond.

We hebben een grote zwarte hond
En Bingo is zijn naam
We hebben een grote zwarte hond
En Bingo is zijn naam
B-I-N-G-O, B-I-N-G-O
En Bingo is zijn naam
B-I-N-G-O
BINGO!

Wie niet lopen wil
Tijdens het zingen van het liedje lopen de kinderen twee aan twee hand in hand door de ruimte. Op “sta stil” staat iedereen onmiddellijk helemaal stil. Wie staat er helemaal stil? Speel het spelletje meerdere keren.

Variatie:
Speel met steeds verschillende tweetallen.

Wie niet lopen wil
Wie niet lopen wil
Sta stil!
Wie niet lopen wil
Wie niet lopen wil
Sta stil!

Ora viva
Op “ora” steek je een arm in de lucht. Op “viva” steek je de andere arm in de lucht. Daarna doe je de beweging die je zingt. Hier is dat klappen.

Variatie:
– Verander klappen in andere bewegingen. Bijvoorbeeld: stampen, springen, hurken, vliegen, hinken, zwaaien.
– Laat de kinderen zelf ook een beweging verzinnen.

Ora viva
Even klappen, even klappen
Ora viva
Even klappen, jaja

Heb je wel gehoord van de zeven
Maak een kring. Houd de handen vast. Je zingt het liedje en je loopt rond terwijl je zingt. Op “en dat is 1” doe je een stap naar voren met één been. Hierna begin je het liedje opnieuw te zingen terwijl je rond loopt. Er komt telkens een nummer bij. Elk nummer heeft zijn eigen beweging.

1 = been naar voren
2 = andere been naar voren
3 = op één knie gaan zitten
4 = andere knie erbij
5 = op één elleboog leunen
6 = op andere elleboog leunen
7 = helemaal in elkaar gedoken op de grond met je hoofd tussen je armen

Heb je wel gehoord van de zeven, de zeven
Heb je wel gehoord van de zevensprong
Hij zegt dat ik niet dansen kan
Maar ik kan dansen als een edelman
En dat is 1
Heb je wel gehoord van de zeven, de zeven
Heb je wel gehoord van de zevensprong
Hij zegt dat ik niet dansen kan
Maar ik kan dansen als een edelman
En dat is 1, en dat is 2
Heb je wel gehoord van de zeven, de zeven
Heb je wel gehoord van de zevensprong
Hij zegt dat ik niet dansen kan
Maar ik kan dansen als een edelman
En dat is 1, en dat is 2, en dat is 3
enzovoort
enzovoort
enzovoort
En dat is 1, en dat is 2, en dat is 3, en dat is 4, en dat is 5, en dat is 6, en dat is zeven

Ik stond laatst voor een poppenkraam
Ga in twee rijen tegen over elkaar staan of in een kring. Zing samen het liedje. Bij “o,o,o” schud je je hoofd. Bij “zo,zo,zo” wijs je met je handen aan hoe groot de poppen zijn. Eerst laag, dan iets hoger en nog hoger. Op “ze deden allemaal zo” bedenk je een beweging die de poppen maken. De kinderen doen jou na.

Variatie:
– Laat de kinderen een beweging bedenken.
– Mogelijke bewegingen zijn: springen, hinkelen, zwaaien, hurken, rondje draaien, klappen.

Ik stond laatst voor een poppenkraam |
o,o,o
Daar zag ik zoveel poppen staan
Zo, zo, zo
De poppenkoopman ging op reis
De poppen raakten van de wijs
Ze deden allemaal zo (3 keer)

Andere bekende bewegingsliedjes:

  • Er zat een klein zigeunermeisje
  • In de maneschijn
  • Zakdoekje leggen

Over water lopen
Neem een stapel kranten. Maak door de ruimte een weg van ijsschotsen of eilandjes. De kinderen moeten proberen de weg te volgen zonder in het water te vallen.

Variatie:
– Laat de kinderen zelf een weg maken in tweetallen.
– Gebruik twee kranten. Een kind moet van de ene kant van de ruimte naar de andere kant proberen te komen door steeds op één krant te gaan staan, dan de volgende achter zich op te pakken en voor zich neer te leggen. Hij stapt dan over op deze krant. Zo gaat hij steeds verder. Haalt hij de overkant zonder in het water te komen?

Loop naar…
Neem een voorwerp in je gedachten. Geef de kinderen de opdracht: loop zo snel mogelijk naar de bank, een stoeltje, een rugzakje. Lukt het de kinderen er eerder te zijn dan jij?

Variatie:
Neem nu een kleur. Bijvoorbeeld: zoek zo snel mogelijk iets roods.

TRIIIIINGG
Neem een eierwekker of meerdere eierwekkers. Verstop de eierwekkers met een minuut ingesteld. Kunnen de kinderen de wekker vinden voordat deze af gaat?

Variatie:
Laat een paar kinderen de wekkers verstoppen.

Spelen met knijpers
Gebruik bij voorkeur allerlei kleuren knijpers. Leg de knijpers in hoopjes op de grond in verschillende hoeken van de ruimte. Laat de kinderen bij elk hoopje een knijper pakken en op hun kleding knijpen. Kijk eens hoe mooi ze er na een tijdje uitzien.
Span een waslijn en laat de kinderen kleren van papier ophangen aan de waslijn met de knijpers (waslijn en papier ver uit elkaar leggen, zodat de kinderen heen en weer moeten lopen).
Verstop de knijpers in de groepsruimte en laat de kinderen ze zoeken.

Variatie:
Zoek alleen de witte knijpers.

Bewegen op muziek
De kinderen gaan in een kring staan. Er wordt muziek opgezet. Ga als begeleider eerst zelf in de kring staan zodat de kinderen zien dat het niet vreemd is. Laat daarna een kindje in de kring gaan staan. Het kind in de kring doet een beweging voor en de groep doet deze beweging na. Wissel regelmatig af. Zo kan iedereen zelf een beweging verzinnen en wordt er lekker gedanst.

Heb je zelf leuke activiteiten of maak je vaak gebruik van één bepaald spel?
Mail deze activiteiten naar
info@huisvoorbeweging.nl. We horen het graag!


Bewegen in de buurt in groepsverband

Wil je actief bewegen met je peuter in groepsverband informeer dan bij de plaatselijke gymnastiekvereniging naar Ouder en Kindgym. Dat is speciaal bedoeld voor de peuter van 1½ tot 4 jaar, die samen met papa en mama of opa en oma, lekker wil gymmen in een ‘echte’ gymzaal.

Wil je meer informatie over Ouder en Kindgym, bijvoorbeeld waar en door wie de lessen worden gegeven, wat de kosten zijn, en hoe de lessen eruit zien, informeer dan bij de plaatselijke KNGU-vereniging of bij het bondsbureau van de KNGU, www.kngu.nl.

Houden jij en je kind van zwemmen, en vind je het belangrijk dat je kindje niet bang is voor water, informeer dan bij het plaatselijke zwembad naar de mogelijkheden voor peuterzwemmen.

Woon je in de buurt van Amsterdam ga dan eens kijken bij The Little gym, www.thelittlegym.nl. Bij The Little Gym wordt op een leuke, motiverende en uitdagende manier, de gezondheid en het welzijn van kind gestimuleerd en ondersteund. Het Ouder-Kind programma is voor kinderen vanaf 4 maanden tot 3 jaar en hun ouders. Vanaf 3 jaar doet je kind zonder papa of mama mee aan het programma.

Bezoek met je peuter de peuterspeelzaal. Een peuterspeelzaal is een plek waar jonge kinderen van 2 tot 4 jaar een aantal ochtenden of middagen in groepsverband kunnen spelen. Dit gebeurt onder begeleiding van gediplomeerde leidsters. Er worden verschillende activiteiten aangeboden, zowel individueel als in groepsverband. De peuters worden op een speelzaal gestimuleerd in hun sociale, creatieve, verstandelijke, emotionele en natuurlijk motorische ontwikkeling. Vraag op het consultatiebureau naar de dichtstbijzijnde peuterspeelzaal.

Heb je zelf nog leuke activiteiten? Mail je activiteit naar info@huisvoorbeweging.nl

Spelen met andersoortig (goedkoop) materiaal

Spelen met bierviltjes

Materiaal: veel bierviltjes, bij voorkeur met de verschillende kanten

Bierviltjes zijn gemakkelijk te verkrijgen; ga naar een kroeg en vraag eens twee stapels bierviltjes. Als je aangeeft dat het voor activiteiten met kinderen is krijg je meestal de bierviltjes zo mee!
Met de bierviltjes kun je veel verschillende spelletjes verzinnen. Je kunt ermee rollen, gooien, stapelen, bouwen, schuiven, rondlopen en weggetjes mee leggen.
Er wordt gespeeld met bierviltjes met aan de ene kant tekst en de andere kant blanco. Een goede mogelijkheid is om de bierviltjes te verven met de kinderen. Dit is een leuke knutselactiviteit (niet moeilijk) en je kunt de viltjes meteen weer gebruiken in je spel.

Kennismaking
Gooi de hele zak bierviltjes in de ruimte of laat de kinderen er een ‘rotzooitje’ van maken. Gegarandeerd plezier! Laat de kinderen ontdekken wat er met de bierviltjes kan. Gaan ze stapelen? Gaan ze rollen? Gaan ze ermee rondlopen? Speel in op de activiteiten die je ziet. Let wel op gevaarlijke situaties bij hard gooien door de oudere kinderen.

Groepjes maken
Alle bierviltjes liggen op de grond. Maak met de bierviltjes groepen. Je kunt de bierviltjes merken met een kleurtje of teken. Wie hetzelfde merkje heeft, hoort bij elkaar.

Draaien maar!
De kinderen krijgen de opdracht om de bierviltjes die kris kras op de grond liggen op hun eigen kant te draaien. Groep één moet de bierviltjes met de tekst naar boven leggen en groep twee moet de viltjes met de blanco kant naar boven leggen. Na een minuut stop je en tel je van welke groep er de meeste viltjes liggen.

Lopen op …
Laat de kinderen over de viltjes heen lopen. Ze mogen alleen op de bierviltjes met de witte kant boven lopen of alleen op de tekstkant. Als je de bierviltjes hebt geverfd, kun je de kinderen de opdracht geven om alleen over bepaalde kleuren te lopen.

Twister
Laat de kinderen rondlopen. Ze mogen niet op de bierviltjes komen. Als de begeleider ’ja’ zegt, gaan de kinderen met één voet op een bierviltje staan. Breid dit uit met twee voeten, twee voeten en twee handen. Als je gebruik maakt van geverfde bierviltjes kun je het spel ‘twister’ spelen met alle kinderen.

Viltjesdans
Maak er een soort stoelendans van met muziek erbij. Als de muziek stopt, moeten de kinderen met allebei de voeten op een bierviltje staan. Ook hier kun je met de geverfde viltjes leuke variaties maken.

Weggetje
Geef de kinderen ieder een stapel bierviltjes (of in groepjes). Hiermee kunnen ze een weggetje leggen op de grond. Laat het weggetje door andere kinderen volgen.

Gooien
De kinderen mogen achter een lijn gaan staan. Aan de overkant maak je ook een lijn. De kinderen moeten proberen de bierviltjes één voor één achter de achterlijn te gooien. Variaties hierop zijn: gooien in verschillende cirkels of hoepels, gooien in een doos. Je kunt verschillende afstanden maken zodat er moeilijke en makkelijke doelen bij zitten.

Opruimen
Maak van het opruimen een spel. De opdracht is: ‘als ik ja zeg ga je zo snel mogelijk de bierviltjes oppakken’. Als de bierviltjes op zijn, zet je de stapels naast elkaar en kijk je wie er de hoogste stapel heeft. Om het win element eruit te halen laat je de kinderen de bierviltjes in het midden van de zaal opstapelen, hoe hoog kan de toren worden zonder te vallen?

Spelen met knijpers

Materiaal: een grote bak met veel gekleurde wasknijpers.

Waarom spelen met knijpers?
Het is vrolijk en nieuw materiaal waardoor het kinderen uitdaagt om er mee te ontdekken en te spelen. De activiteiten zijn geschikt voor verschillende leeftijden. Zelfs de allerkleinsten zullen geboeid zijn door de knijpers.

De knijpers zijn kleurrijk. Door creatief te zijn en naar de kinderen te kijken, zul je zien dat er heel veel verschillende (beweeg)spelletjes zijn te verzinnen met de knijpers. Knijpers zijn goedkoop waardoor je een grote hoeveelheid aanschaft voor weinig geld. Veel knijpers bij elkaar is een vrolijk en lekker chaotisch gezicht, er is voor ieder kind genoeg materiaal en van het opruimen maak je leuke spelletjes.

Gaan de knijpers kapot dan kun je de twee plastic kanten hergebruiken om mee te knutselen. Het ijzeren tussenstuk gooi je weg.

Aandachtspunten:

  • Laat de kinderen zoveel mogelijk tegelijk spelen en bewegen. Wachten op elkaar en in een rijtje staan is voor de peuters nog erg moeilijk. Pas als je een spel vaker hebt gespeeld, kun je beginnen met in rijtjes staan.
  • De jongste kinderen kunnen nog moeite hebben met de knijper ergens op te knijpen maar zullen het na enige oefening snel door krijgen.
  • Door de kleuren van de knijpers kun je inspelen op het (her)kennen van de verschillende kleuren. Dit werkt zelfs voor de jongste kinderen als ze nog geen kleuren kunnen benoemen, maar wel de verschillende kleuren zien.

De Knijperspelletjes
Let op de kinderen bij de eerste activiteit;
Wat doen ze?,
Waar maken ze gebruik van?
Hoe gebruiken ze de knijpers?
Gaan ze actief aan de gang of gaan ze zitten?
Maak gebruik van de activiteiten die je ziet gebeuren!

Het grote beginspel
Om de kinderen kennis te laten maken met het nieuwe materiaal wasknijpers, is het leuk en leerzaam om de kinderen in een vrij spel te laten ontdekken wat ze met de knijpers kunnen doen. Hierdoor krijgen ze de kans om te exploreren en het materiaal te leren kennen. Als je meteen met spelletjes begint, zullen de kinderen nog te veel gefascineerd zijn door het nieuwe materiaal en moeite hebben om te luisteren.

Gooi de hele bak met knijpers door de ruimte, alleen het maken van ‘rotzooi’ vinden de kinderen al geweldig.

Laat hierna de kinderen met de knijpers doen wat ze willen. Ze zullen erin gaan liggen, zwemmen, doorheen schaatsen, de knijpers ergens opknijpen of iets gaan bouwen. Stimuleer de kinderen door op de spelletjes van anderen te wijzen en eventueel zelf ideetjes aan te reiken.

Gooien en smijten
Een vervolg op het grote beginspel. Nu mogen twee kinderen de hele bak met knijpers leeg gooien in de ruimte. Zorg dat de andere kinderen op een veilige afstand zitten. Als de bak leeg is gaan we de bak door middel van het spelen van een spel weer vullen.

Het spel kun je op verschillende manieren met alle kinderen spelen:

  • Eerst alle blauwe knijpers oprapen, daarna alle rode, enzovoort
  • Verschillende kinderen verschillende kleuren laten oprapen
  • Kunnen we heel snel alle witte knijpers in de bak doen? Hoe snel kunnen we de rode knijpers verzamelen? Wie is sneller met oprapen van de knijpers, de groepsleiding (rood en wit) of de kinderen (groen en blauw)?
  • Laat de kinderen van een afstand de knijpers in de bak proberen te gooien. Zet hiervoor pylonen om de bak heen zodat de kinderen afstand houden bij het gooien en elkaar niet kunnen raken.
  • Maak 3 groepen. Elke groep krijgt een kleur. Zodra de groepsleider een teken geeft, moet elke groep zijn eigen kleur zo snel mogelijk in de grote knijperbak doen.
  • Verdeel de knijpers in 2 of 3 vakken. Probeer nu met je groep de knijpers in jou vak zo snel mogelijk op te ruimen.

Speels indelen van groepjes
Als je in vaste groepjes wilt spelen kun je groepjes maken door middel van het uitdelen van verschillende kleuren knijpers. Ieder kind krijgt een knijper die ze op hun kleding mogen vastknijpen. Zoek nu de andere kinderen met dezelfde kleur knijper, die horen bij elkaar.

De knijper estafette
Zet aan de ene kant van je ruimte vier bakken neer met de kleuren van de knijpers. Heb je geen bakken in de goede kleur, geef dan aan welke kleur de bak heeft door er knijpers van één kleur op te knijpen. Zo kunnen de kinderen zien welke kleur in welke bak hoort. Leg aan de andere kant van je ruimte de hele hoop met knijpers op de grond. Vraag de kinderen de knijpers, één voor één, naar de overkant te brengen en in de goede bak te doen.
Ook de jongste peuters kunnen hieraan meedoen ook al kunnen ze de kleuren nog niet benoemen, ze kunnen het wel zien.

Variatie:
Laat de kinderen de knijpers in een pylon doen die open is van boven. Zet op elke pylon een knijper welke aangeeft welke kleur erin die pylon moet. Je maakt het spannend door te kijken of alle knijpers goed zijn weggebracht door de pylon op te tillen.

Kleren versieren
Leg verschillende hoopjes met knijpers in de ruimte. Vraag de kinderen om bij elk hoopje een knijper te pakken en op hun eigen kleren vast te maken. Doe dit eerst bij jezelf eens voor. Laat de kinderen doorgaan totdat ze mooi versierd zijn met de knijpers. Waar maken ze de knijpers vast? Welke kleuren pakken ze?
Laat alle kinderen bij de bak komen, nu mogen ze de knijpers weer in de bak doen door eerst alle blauwe knijpers van zich af te halen, daarna de rode enzovoort.

Variatie:
De oudere kinderen kunnen ook elkaar versieren. Laat de kinderen bij elkaar de knijpers eraf halen en in de bak gooien

Zoek de goede kleur
Deel de knijpers één voor één uit aan de kinderen. Elke kind krijgt één knijper per keer. Elke keer krijgen ze een andere kleur. Elke knijper moet in de ruimte ergens worden opgeknepen op een voorwerp met dezelfde kleur. Een rode knijper op een rood boek, een blauwe knijper op een blauwe jas.
Daarna laat je de knijpers ophalen op kleur. “Haal allemaal eens een rode knijper op, maar niet de knijper die je zelf hebt gedaan”. Als elk kind een knijper heeft gevonden, zijn alle knijpers opgehaald.

Variatie:
Deel meerdere knijpers uit, maak het spannend bij het verzamelen door de kinderen goed te laten zoeken of er nog ergens een knijper is. “Wie ziet er toch nog een knijper”?

Verstop de knijper
Geef een peuter twee rode knijpers, een andere peuter doet de ogen dicht. Vraag de peuter met de knijpers deze te verstoppen in de ruimte voor het andere kind. Twee andere kinderen hebben twee blauwe knijpers, weer twee andere twee gele knijpers . Zo weet elk kind welke knijpers hij/zij moet vinden.

Variatie:
– Geeft de kinderen meer knijpers, nadeel hiervan is dat ze vaak zelf niet meer weten waar de knijpers zijn verstopt.
– Laat twee kinderen knijpers verstoppen voor de groep, voor elk kind één.

De was ophangen
Hang aan de ene kant van de ruimte een touw op de hoogte van de kinderen op. Naast het touw staat een mand met poppenkleertjes.

Aan de andere kant van de ruimte ligt een hoop knijpers. Vraag de kinderen de kleertjes op te hangen op de waslijn. Ze mogen maar twee knijpers van de hoop mee nemen. Laat alle kleertjes op de lijn hangen.

Even rust
Laat de kinderen bij een hoopje knijpers zitten. Ze kunnen nu van alles gaan bouwen met de knijpers. Letters, cijfers, eigen bouwwerkjes.

Variatie:
Probeer een hele grote toren te bouwen. Hoe lang kan de slang worden die we maken? Kunnen we die samen optillen?

Knutselen met knijpers
Maak van een hoepel eens een mooie zon door knijpers op de hoepel te knijpen. Als de knijpers kapot gaan, kun je de plastic kanten houden, het ijzeren gedeelte gooi je weg. Met de plastic kanten kun je mooie figuren maken door ze op een vel papier te plakken.

Versier het lint
Geef vier kinderen een gekleurd lintje om; rood, blauw, geel en groen. De kinderen lopen door de ruimte en mogen niet stil staan. De rest van de kinderen mag steeds een knijper uit de hoop pakken en deze op het lintje van een kind vastmaken. Op elk lintje moet de goede kleur komen. Een gele knijper moet op een geel lintje. Waar is het kind met het gele lint? Hebben alle lintjes aan het eind van het spel de goede kleuren erop?

Variatie:
– Hang de lintjes ergens op in de ruimte.
– Geef elk kind een eigen lintje, zodat ze hun eigen lintje kunnen versieren met de goede kleur. Leg hierbij verschillende hopen knijpers verspreid in de ruimte.

Spelen met staptegels

Materiaal: gekleurde, ronde, zachte platen (bijv. hoepels, matten, tapijttegels of ronde kleedjes). Deze platen kunnen goed worden gebruikt om mee te spelen en te bewegen als staptegel.

Hang staptegeltje hang, lig staptegeltje lig
Hang de staptegels aan de muur of hang ze aan een touw. Gebruik allemaal verschillende kleuren. Geef de kinderen allemaal een balletje en laat ze op 1 meter afstand van de staptegels gaan staan. De begeleider noemt de kleur van de staptegel die de kinderen moeten proberen te raken met de bal. Als de kinderen de kleuren nog niet kennen, kan de begeleider de staptegel aanwijzen. Lukt het niet om de bal tegen de staptegel te gooien dan sluit je gewoon weer achteraan in de rij aan en dan kom je vanzelf wel weer aan de beurt. Kinderen vinden dit heel leuk om te doen omdat ze heel erg graag die staptegel willen raken.

Variatie:
Je kunt ook de staptegels op de grond leggen en ze dan laten proberen om met het balletje de staptegel te raken.

Materiaal:

– touw
– staptegels (in verschillende kleuren)
– balletjes, bij voorkeur zachte tennisballen

Bedacht door Suzanne Hudepol Klas: W1F ROC van Twente

Het grote kietelbeestenbos!
Van de staptegels word een slingerpad door de ruimte gemaakt, van de ene kant van de ruimte naar de andere kant. Dit moet het pad door het kietelbeestenbos voorstellen.

De kinderen moeten over het pad naar de andere kant van de ruimte proberen te komen, maar ze moeten wel op de staptegels blijven lopen, want zodra ze er naast stappen, mogen ze niet meer op de staptegels, maar moeten ze helemaal terug naar het begin van het slingerpad.

Dan zijn er nog de kietelbeesten (gewoon 2 kindjes uit de groep), die degene die van het pad af zijn gegaan kunnen ‘pakken’ (bijv. door te kietelen, of als dat niet leuk is, gewoon tikken). Als de kinderen de overkant hebben bereikt zijn ze het bos uit en zijn ze veilig. Het leukste is als er telkens 2 nieuwe kietelbeesten zijn of als het slingerpad veranderd wordt.

Materiaal: staptegels (in verschillende kleuren)

Bedacht door Jessica Turenhout, Klas W1A ROC van Twente

Zwarte pieten spel
De leraar legt allemaal paden neer door allerlei verschillende kleuren staptegels op de grond te leggen (op stapafstand voor de kinderen). Aan één kan van de ruimte liggen allemaal(nep) cadeautjes op de grond verspreid. Aan de andere kant liggen grote zakken.

Je vertelt de kinderen een mooi verhaaltje over het feit dat de Sint hulp nodig heeft bij het wegbrengen van de cadeaus. De arme Sint is namelijk zijn pieten kwijt geraakt. De Sint heeft een aantal hardwerkende hulp pieten nodig.
Het is de bedoeling dat de kinderen de cadeautjes netjes naar de overkant brengen en deze dan in de zakken stoppen. De begeleider kan de kinderen een beetje sturen zodat de cadeautjes eerlijk verdeeld worden over de zakken. De kinderen krijgen na afloop een pietendiploma.

Spelers:
8 of meer
Tijd:
circa 15 a 30 minuten
Regels:
Niet met beide voeten van de tegels afkomen. Eén voetje is niet zo erg.
Niet rennen, want dan gebeuren er ongelukken.
Geen cadeaus van elkaar afpakken, want dat vind Sinterklaas niet leuk.
“Goede pieten werken goed samen”.
Als je de regels uitlegt, moet je natuurlijk niet zeggen van “dit mag niet”, maar probeer dit altijd op een positieve en toch duidelijke manier over te brengen.

Materiaal:
– veel staptegels (kunnen ook hoepels of matten zijn).
– allerlei cadeaus van sinterklaas.
– cd met sinterklaasliedjes.

Bedacht door Kars Bosman, Klas B2E, ROC van Twente

Tegelspel
Leg alle staptegels op de grond, zorg dat niet dezelfde kleuren naast elkaar komen te liggen. Zet de kinderen op een tegel. Je gaat nu een liedje zingen dat de kinderen moeten uibeelden en na het liedje moeten de kinderen een tegel verder gaan.

Voorbeeld liedje:

Beertje, beertje, draai eens rond. 
Beertje, beertje, tik de grond. 
Beertje, beertje, was je handen. 
Beertje, beertje, poets je tanden. 
Beertje, beertje, kleed je aan. 
Beertje, beertje ga op een andere tegel staan.

Je kunt ook zelf dingen bedenken en deze toepassen, zodat dit liedje langer word (let wel op dat de woorden wel op elkaar rijmen). Of je kunt een ander kinderliedje zoeken waarbij je ook dingen kunt uitbeelden.

Materiaal: veel staptegels

Bedacht door Anouk Veenhuizen, Klas: W1C, ROC van Twente

Poesje miauw
Laat de kinderen de hand van een vriendje vasthouden en een grote kring maken. Als ze goed staan, laten ze hun handen los zodat er een mooie kring is gevormd. Leg de staptegels midden in de kring samen met een peuter. Laat ze zo staan dat er al iemand is die een voorbeeld kan geven. De staptegels hebben allemaal een andere kleur. Zing het liedje van ‘poesje miauw’ en klap erbij zodat degene die midden in de kring staat weet wanneer die naar de volgende voetstaptegel moet. Dat leer je ze door een voorbeeld te geven.

Voorbeeldliedje:

Poesje miauw KLAP (op elke klap naar de volgende tegel springen)
Kom eens gauw KLAP
Ik heb lekkere melk voor jou KLAP
En voor mij KLAP
Rijst erbij KLAP
Oh wat heerlijk smullen wij KLAP

Het kindje springt nu naar de laatste voetstaptegel. Dit kindje is klaar. De begeleider kiest iemand anders uit die in de kring mag staan. Het gaat erom dat de peuters het liedje kennen en dat ze weten wat ze moeten doen nadat er geklapt is.

Variatie:
Met alle kinderen tegelijk spelen, de kinderen moeten nu goed kijken waar er nog vrije staptegels zijn.

Materiaal: veel staptegels

Bedacht door Sharon Leiwakabessy, Klas W1H, ROC van Twente

Kikkersprong op staptegels
Leg in de lengte van de ruimte een aantal staptegels in een rij. De kinderen moeten nu over de staptegels naar de overkant zien te komen. Dit kan natuurlijk niet gewoon lopend. Laat de kinderen zelf de gekste sprongen of ideeën bedenken om naar de overkant te komen. Als iemand van een tegel afvalt, moet diegene weer vooraan beginnen. Als het te makkelijk is kun je de kinderen weer een nieuwe variant laten verzinnen die wat moeilijker is.

Een aantal voorbeelden zijn: kikkersprong, hinkelend, de afstand tussen de ‘tegels’ groter maken.

Materiaal: veel staptegels

Variatie voor het slapen gaan:
Omdat kinderen soms niet graag naar bed gaan, zou je dit spel ook kunnen gebruiken voor kinderen als ze niet naar bed willen. Leg dan de tegels in een rij (hoeft niet recht achter elkaar) in de slaapkamer naar het bed toe. Het kind kan nu zelf bedenken hoe hij over de staptegels gaat om in bed te komen. Zo kan het kind spelenderwijs naar bed toe.

Bedacht door Joeri Eerdman, Klas W1G, ROC van Twente

Spelen met Speelkaarten
Materiaal: Pakjes met speelkaarten: harten, schoppn, klaver en ruiten. Het leukste is om met groot formaat kaarten te spelen

Volgorde overloop
Maak groepjes van 4. Elke groep heeft een eigen set met kaarten, bijvoorbeeld de harten, andere groep de klaver enzovoort.
Iedere speler in het groepje krijgt willekeurig 3 of 4 kaarten. Je mag niet ruilen van kaart. Het groepje moet aan de overkant de kaarten op volgorde leggen. Van Aas, 2, 3, 4 tot heer. Degene met de Aas rent als eerste, daarna degene die 2 heeft dan 3 enzovoort.
Wie is het eerste klaar?

 

Ren je rot
Alle kaarten liggen op de grond door elkaar en redelijk uit elkaar.
Zeg: ga staan op rood, zwart, klaver, harten, een 2, een 8 enzovoort.
Voeg er daarna een tikker bij, elke keer als er iets anders wordt genoemd moet je naar een kaart die wordt genoemd. De tikker mag je onderweg aftikken.
Af = tikker zijn

Levend Kwartet
Vier groepen, vier vakken. In elk vak liggen kaarten, van elke kaart 1.
Probeer 4 heren of boeren, 5-en, 8-en of vrouwen te bij elkaar te stelen.
Tikken mag alleen in het vak.

Variatie: je mag maar acht kaarten in je vak hebben liggen, dus je moet ook steeds 1 kaart die je niet spaart weg brengen

Betekenissen
Spelleider staat voor de groep en draait kaarten om.
6 kaarten hebben een betekenis. De andere kaarten niet. De groep moet doen wat de kaart voor betekenis heeft (schrijf de betekenis van de kaarten op flap). Voorbeeld van opdrachten: 2 rondjes om pylonen linksom / rechtsom / naar een voorwerp rennen / dierengeluid maken / rondje om as draaien / springen / high five met je buurman/vrouw / doe de kaart die hiervoor was….enzovoort

Volgorde
Alle kaarten liggen open in de ruimte. Maak groepjes. Elke groep heeft 1 symbool. Per groep ophalen van je eigen symbool. Bij de kleintjes hoeft het niet op volgorde en leg een voorbeeld in de eigen hoepel. Laat de kleintjes allemaal tegelijk lopen.
Bovenbouw: kaarten liggen dicht: ophalen van de kaarten van je eigen symbool op volgorde, dus eerste de 2 dan de 3 enz. Om de beurt lopen.

Kwartet
4 kaarten van elk symbool (op de kop) in het midden van de zaal (4 harten, 4 klavers enzovoorts.). Laat met de  groep afspreken welke ze gaan sparen. Op teken om de beurt naar het midden rennen en een kaart pakken. Probeer een kwartet te maken.

Zoek dezelfde
Leg alle kaarten van 1 symbool in een grote kring in de ruimte. Van 2 tot aas. Elk kind krijgt een paar kaarten en moet deze neerleggen bij hetzelfde cijfer in de kring.

Zoek je partner
Ieder kind krijgt een kaart. Op teken je viertal zoeken van hetzelfde symbool of cijfer

Patience
Alle kaarten in het veld.
Per groep, om de beurt naar midden rennen, kaart pakken en rijtje maken. Zoveel mogelijk rijtjes maken bijvoorbeeld:
2/3/4             boer/vrouw/heer              10/aas                      8/9/10

Variatie: eerst verzamelen dan rijtjes maken

Variatie: Alle kaarten in het midden. Ieder begint met een Aas. Begin je met zwart dan moet je erna rode heer / zwarte vrouw/ rode boer / zwarte tien enzvoort. Wie heeft de rij als eerste af?

Hoeveel?
Maak 2 groepen. Je speelt met 10 kinderen (in deze vorm). 4 kaarten 4/3/2/aas (1) = samen 10 opgeteld.
Groepje en kaarten aan 1 kant. 1 kind pakt een kaart, als het een 4 is dan met vier kinderen naar de overkant. Als het een 1 is dan 1 kind, 2 met 2 kinderen enzovoort. Met wie ga je naar de overkant?

Draaien maar
2 groepen, 1 groep open, 1 groep dichte kaarten: alle kaarten in de lucht gooien, draai op je eigen kant.

Ezelen
Maak een kring. Staand doorgeven van een kaart. Iedereen heeft 4 kaarten in de hand. Evenveel 4-tallen kaarten als er deelnemers zijn. Op teken een kaart doorgeven. Als je 4 dezelfde hebt duim op je neus.

Duo’s
Alle kaarten in de ruimte op de grond (kan open en dicht). Maak 2-tallen. Je krijgt een paar kaarten en je moet zoeken naar de tweede van zelfde kleur en cijfer kaart.
Dus heb je schoppen 5 dan zoek je klaver 5, heb je harten vrouw zoek je ruiten vrouw.

Estafette
Maak groepjes. Leg alle kaarten aan de overkant. Elke groep krijgt een symbool. Ren naar de overkant. Haal je eigen symbool op van 2 tot aas, op volgorde. Om de beurt rennen.
Voor de kleintjes: alleen kleur ophalen, of alleen de 5-en enzovoort.

Rekenen
Maak 2-tallen. Sommen maken in 1 minuut. Zo hoog mogelijke som maken. Som moet met uitkomst zijn. Wie heeft de hoogste uitkomst? Maak kaartjes met + / – / : / = / x   enzovoort zodat ze de som kunnen maken. Na 1 minuut moet je som liggen. Welke sommen zijn er gemaakt?

Variatie: Som maken van 4 kaarten, bijvoorbeeld: 2+2 = 3+1 of 5X2 = 7+3 of 8-3=4+1

Variatie: meerdere kaarten gebruiken / alleen optellen enzovoorts

Verstoppertje
Kaarten verstoppen in de ruimte. Maak groepjes. Elke groep zoekt hele rij van eigen symbool op. Allemaal tegelijk

Memory
2 pakken kaarten. Selecteer een aantal kaarten bijvoorbeeld 8 setjes van dezelfde kaarten. Kaarten liggen aan de een kant, groep staat aan de andere kant. Om de beurt naar de overkant rennen. Zoek dezelfde kaart.

Variatie: Maak groepen. Aan de overkant liggen een aantal kaarten setjes dicht voor elke groep apart in de eigen hoepel. 2 2-en, 2 5-en enzovoort. Voor elke groep 6 setjes. Om de beurt naar de overkant naar de eigen hoepel, 2 kaarten omdraaien, zijn het dezelfde dan meenenem, niet dezelfde dan terugleggen en is de volgende.

Variatie: Op volgorde: eerst de 2 dan de 3 enzovoort…..is het een 5 dan terugleggen en is de volgende

In een kring
Maak groepjes. Zet de groepjes in een cirkel. De kaarten liggen op de kop in het midden van de cirkel. Elke groep zoekt het eigen symbool beginnend bij Aas-2-3 enzovoort.

Samen zoeken
Maak 4 groepen van 4 deelnemers: Leg alle kaarten dicht in het midden. Alle spelers rennen naar het midden draaien allemaal een kaart om. Zit er eenzelfde paar (bv. 2 2-en)tussen dan mag het groepje deze meenemen. Zo niet terugleggen, terug rennen, grond aantikken en weer terug. Wie heeft de meeste gelijken?

Levend Memory
Maak meerdere 2-tallen. De 2-tallen hebben een gelijke kaart dicht gehouden voor zich (bijvoorbeeld een tweetal allebei een 7). 2 personen uit de groep moeten om de beurt iemand aanwijzen, die draait de kaart om, dan wordt er nog iemand aangewezen, die draait ook de kaart om. Zijn het dezelfde dan mogen ze eruit en mag diegene nog een keer. Zijn het verschillende kaarten dan mag de ander spelers aanwijzen. Wie heeft de meeste tweetallen gevonden?

Variatie: de mensen met een kaart mogen rondlopen.

Twister
De allerjongsten: Kaarten open verspreid over de zaal. Lopen: linkervoet op rood, rechtervoet op zwart, linkervoet op rood, rechtervoet op zwart. Vind zo je eigen weg.

Verzamelen
Leg alle kaarten open in het midden van de ruimte. Maak 2 groepen aan de andere kant, elke groep krijgt 2 hoepels. Een hoepel voor de rode kaarten een hoepel voor de zwarte kaarten. Op teken mag iedereen kaarten, 1 kaart per keer, ophalen en in de eigen hoepel leggen. Hoeveel kaarten heeft elke groep als alle kaarten uit het midden weg zijn?

Variatie: hoeveel punten heeft elke groep? Ga je eerst de hoge kaarten ophalen of juist zo snel mogelijk veel kaarten ophalen?

X
X